Navigatie
AVG (GDPR) > Artikel 78. Recht om een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen tegen een toezichthoudende autoriteit
Download PDF

Artikel 78 AVG (GDPR). Recht om een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen tegen een toezichthoudende autoriteit

Article 78 GDPR. Right to an effective judicial remedy against a supervisory authority

1. Onverminderd andere mogelijkheden van administratief of buitengerechtelijk beroep, heeft iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon het recht om tegen een hem betreffend juridisch bindend besluit van een toezichthoudende autoriteit een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen.

1. Without prejudice to any other administrative or non-judicial remedy, each natural or legal person shall have the right to an effective judicial remedy against a legally binding decision of a supervisory authority concerning them.

2. Onverminderd andere mogelijkheden van administratief of buitengerechtelijk beroep heeft iedere betrokkene het recht om een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen indien de overeenkomstig de artikelen 55 en 56 bevoegde toezichthoudende autoriteit een klacht niet behandelt of de betrokkene niet binnen drie maanden in kennis stelt van de voortgang of het resultaat van de uit hoofde van artikel 77 ingediende klacht.

2. Without prejudice to any other administrative or non-judicial remedy, each data subject shall have the right to a an effective judicial remedy where the supervisory authority which is competent pursuant to Articles 55 and 56 does not handle a complaint or does not inform the data subject within three months on the progress or outcome of the complaint lodged pursuant to Article 77.

Verbindingen

3. Een procedure tegen een toezichthoudende autoriteit wordt ingesteld bij de gerechten van de lidstaat waar de toezichthoudende autoriteit is gevestigd.

3. Proceedings against a supervisory authority shall be brought before the courts of the Member State where the supervisory authority is established.

4. Wanneer een procedure wordt ingesteld tegen een besluit van een toezichthoudende autoriteit waaraan een advies of een besluit van het Comité in het kader van het coherentiemechanisme is voorafgegaan, doet de toezichthoudende autoriteit dat advies of besluit aan de gerechten toekomen.

4. Where proceedings are brought against a decision of a supervisory authority which was preceded by an opinion or a decision of the Board in the consistency mechanism, the supervisory authority shall forward that opinion or decision to the court.

Overwegingen laat een reactie achter
Overwegingen

(143) Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft het recht om bij het Hof van Justitie een beroep tot nietigverklaring in te stellen tegen een besluit van het Comité, onder de in artikel 263 VWEU bedoelde voorwaarden. Als adressaten van dergelijke besluiten dienen de betrokken toezichthoudende autoriteiten die wensen op te komen tegen deze besluiten, binnen twee maanden na de kennisgeving ervan beroep in te stellen overeenkomstig artikel 263 VWEU. Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke, de verwerker of de klager rechtstreeks en individueel wordt geraakt door besluiten van het Comité, kan hij binnen twee maanden na de bekendmaking ervan op de website van het Comité een beroep tot nietigverklaring van deze besluiten instellen overeenkomstig artikel 263 VWEU. Onverminderd dit recht uit hoofde van artikel 263 VWEU dient iedere natuurlijke of rechtspersoon het recht te hebben om tegen een besluit van een toezichthoudende autoriteit dat ten aanzien van die persoon rechtsgevolgen heeft, voor het bevoegde nationale gerecht een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen. Een dergelijk besluit heeft meer bepaald betrekking op de uitoefening van met onderzoek, correctie en toestemming verband houdende bevoegdheden door de toezichthoudende autoriteit, of op de afwijzing van klachten. Het recht een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen geldt echter niet voor door de toezichthoudende autoriteiten getroffen maatregelen die niet juridisch bindend zijn, zoals adviezen. Een vordering tegen een toezichthoudende autoriteit dient te worden ingesteld bij de gerechten van de lidstaat waar de toezichthoudende autoriteit is gevestigd, en dient in overeenstemming te zijn met het procesrecht van die lidstaat. Die gerechten dienen volledige rechtsmacht uit te oefenen, waaronder rechtsmacht om alle feitelijke en juridische vraagstukken in verband met het bij hen aanhangige geschil te onderzoeken.

(143) Any natural or legal person has the right to bring an action for annulment of decisions of the Board before the Court of Justice under the conditions provided for in Article 263 TFEU. As addressees of such decisions, the supervisory authorities concerned which wish to challenge them have to bring action within two months of being notified of them, in accordance with Article 263 TFEU. Where decisions of the Board are of direct and individual concern to a controller, processor or complainant, the latter may bring an action for annulment against those decisions within two months of their publication on the website of the Board, in accordance with Article 263 TFEU. Without prejudice to this right under Article 263 TFEU, each natural or legal person should have an effective judicial remedy before the competent national court against a decision of a supervisory authority which produces legal effects concerning that person. Such a decision concerns in particular the exercise of investigative, corrective and authorisation powers by the supervisory authority or the dismissal or rejection of complaints. However, the right to an effective judicial remedy does not encompass measures taken by supervisory authorities which are not legally binding, such as opinions issued by or advice provided by the supervisory authority. Proceedings against a supervisory authority should be brought before the courts of the Member State where the supervisory authority is established and should be conducted in accordance with that Member State's procedural law. Those courts should exercise full jurisdiction, which should include jurisdiction to examine all questions of fact and law relevant to the dispute before them.

Wordt een klacht door een toezichthoudende autoriteit afgewezen, dan kan de klager beroep instellen bij de gerechten in dezelfde lidstaat. In het kader van de rechtsbevoegdheid in verband met de toepassing van deze verordening, kunnen, of, in het geval van artikel 267 VWEU, moeten de nationale gerechten die van oordeel zijn dat een beslissing ter zake noodzakelijk is voor het wijzen van hun vonnis, het Hof van Justitie verzoeken om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van het Unierecht, met inbegrip van deze verordening. Bovendien, wanneer een besluit van een toezichthoudende autoriteit tot uitvoering van een besluit van het Comité wordt betwist voor een nationaal gerecht en de geldigheid van het besluit van het Comité aan de orde is, heeft dat nationale gerecht niet de bevoegdheid om het besluit van het Comité ongeldig te verklaren, maar dient zij, wanneer zij het besluit ongeldig acht, de vraag inzake de geldigheid voor te leggen aan het Hof van Justitie overeenkomstig artikel 267 VWEU zoals uitgelegd door het Hof van Justitie. Een nationaal gerecht kan een vraag inzake de geldigheid van een besluit van het Comité echter niet aan het Hof voorleggen op verzoek van een natuurlijke of rechtspersoon die de mogelijkheid had om beroep tot nietigverklaring van dat besluit in te stellen, met name wanneer hij rechtstreeks en individueel door dat besluit was geraakt, maar dit niet heeft gedaan binnen de in artikel 263 VWEU gestelde termijn.

Where a complaint has been rejected or dismissed by a supervisory authority, the complainant may bring proceedings before the courts in the same Member State. In the context of judicial remedies relating to the application of this Regulation, national courts which consider a decision on the question necessary to enable them to give judgment, may, or in the case provided for in Article 267 TFEU, must, request the Court of Justice to give a preliminary ruling on the interpretation of Union law, including this Regulation. Furthermore, where a decision of a supervisory authority implementing a decision of the Board is challenged before a national court and the validity of the decision of the Board is at issue, that national court does not have the power to declare the Board’s decision invalid but must refer the question of validity to the Court of Justice in accordance with Article 267 TFEU as interpreted by the Court of Justice, where it considers the decision invalid. However, a national court may not refer a question on the validity of the decision of the Board at the request of a natural or legal person which had the opportunity to bring an action for annulment of that decision, in particular if it was directly and individually concerned by that decision, but had not done so within the period laid down in Article 263 TFEU.

laat een reactie achter
[js-disqus]