a) bijeenroepen van de bijeenkomsten van het Comité en het opstellen van zijn agenda;
b) ter kennis brengen van de door het Comité overeenkomstig artikel 65 vastgestelde besluiten aan de leidende toezichthoudende autoriteit en de betrokken toezichthoudende autoriteiten;
Teneinde bij te dragen aan de consequente toepassing van deze verordening in de gehele Unie werken de toezichthoudende autoriteiten met elkaar en waar passend samen met de Commissie in het kader van het in deze afdeling uiteengezette coherentiemechanisme.
2. Het Comité stelt in zijn reglement van orde de taakverdeling tussen de voorzitter en de vicevoorzitters vast.