Navigatie
AVG (GDPR) > Overweging 65
Download PDF

Overweging 65

Recital 65

(65) Een betrokkene moet het recht hebben om hem betreffende persoonsgegevens te laten rectificeren en dient te beschikken over een „recht op vergetelheid” wanneer de bewaring van dergelijke gegevens inbreuk maakt op deze verordening die of op Unierecht of het lidstatelijk recht dat op de verwerkingsverantwoordelijke van toepassing is.

Meer bepaald moeten betrokkenen het recht hebben hun persoonsgegevens te laten wissen en niet verder te laten verwerken wanneer de persoonsgegevens niet langer noodzakelijk zijn voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of anderszins verwerkt, wanneer de betrokkenen hun toestemming hebben ingetrokken of bezwaar maken tegen de verwerking van hun persoonsgegevens, of wanneer de verwerking van hun persoonsgegevens op een ander punt niet met deze verordening in overeenstemming is.

Dat recht is met name relevant wanneer de betrokkene toestemming heeft gegeven als kind, toen hij zich nog niet volledig bewust was van de verwerkingsrisico’s, en hij dergelijke persoonsgegevens later wil verwijderen, met name van het internet.

De betrokkene dient dat recht te kunnen uitoefenen niettegenstaande het feit dat hij geen kind meer is.

Het dient echter rechtmatig te zijn persoonsgegevens langer te bewaren wanneer dat noodzakelijk is voor de uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, voor de nakoming van een wettelijke verplichting, voor de uitvoering van een taak in het algemeen belang of in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend, om redenen van algemeen belang op het vlak van volksgezondheid, met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden of voor de vaststelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering.

(65) A data subject should have the right to have personal data concerning him or her rectified and a ‘right to be forgotten’ where the retention of such data infringes this Regulation or Union or Member State law to which the controller is subject.

In particular, a data subject should have the right to have his or her personal data erased and no longer processed where the personal data are no longer necessary in relation to the purposes for which they are collected or otherwise processed, where a data subject has withdrawn his or her consent or objects to the processing of personal data concerning him or her, or where the processing of his or her personal data does not otherwise comply with this Regulation.

That right is relevant in particular where the data subject has given his or her consent as a child and is not fully aware of the risks involved by the processing, and later wants to remove such personal data, especially on the internet.

The data subject should be able to exercise that right notwithstanding the fact that he or she is no longer a child.

However, the further retention of the personal data should be lawful where it is necessary, for exercising the right of freedom of expression and information, for compliance with a legal obligation, for the performance of a task carried out in the public interest or in the exercise of official authority vested in the controller, on the grounds of public interest in the area of public health, for archiving purposes in the public interest, scientific or historical research purposes or statistical purposes, or for the establishment, exercise or defence of legal claims.